Technieken

Een voorbeeld

Het lijkt net porselein, zei iemand. Ik houd van een dunne scherf, waardoor een keramisch object nog breekbaarder lijkt dan het is. Daarom leg ik de klei vaak onder een wals om dunne plakken te maken. Soms leg ik, voorafgaand aan het walsen, op de nog zachte klei een stof, bijvoorbeeld textiel, met een bepaalde structuur die in de klei wordt gedrukt. Daarna begint het vormen met de hand. Meestal gebruik ik witbakkende klei, een enkele keer roodbakkende of een donkerbakkende soort. Na het vormen, drogen en bakken volgt het decoreren en/of glazuren.
Zowel toeval als een voorop gezet plan, of een combinatie van beide, bepalen het resultaat. Soms voeg ik aan de gebakken en bewerkte objecten ander materiaal toe. Dit geldt onder meer voor de manchetten van Oopjen, waarbij het de bedoeling was het contrast tussen de donkere kleding en de lichte, kanten manchetten in Rembrandts portret van Oopjen Coppit (1634), te vangen in klei en stof. En dus toog ik naar de markt om kant en vervilte zwarte stof te kopen. De zwarte stof voorzag ik rondom van een bies. Het kant,dat ik een beetje plooide, naaide ik vast aan een rechthoekig stukje stevige katoen, waardoor een provisorische manchet ontstond. Ik legde deze manchet op de platgewalste klei en ging er nog een keer met de wals over heen. De vorm zag er goed uit en ik sneed de overgebleven klei rondom het patroon weg. Tenslotte maakte ik van karton een mal waaromheen ik de manchet van klei met de nog aanwezige stoffen manchet voorzichtig vormde. Na het drogen kon de kleimanchet voor de eerste maal worden gebakken. Toen hij uit de oven kwam zag hij er mooi uit en dat heb ik zo gelaten. Hij is dus alleen biscuit gebakken. Ik heb het proces een aantal keren herhaald om uiteindelijk drie exemplaren op de zwarte stof te exposeren.